De kwestie-Van Zutphen

Wat ooit begon als een onderzoek naar het functioneren van een van degenen die er verantwoordelijk voor zijn dat de toeslagenaffaire tot een schandaal heeft kunnen verworden is inmiddels uitgegroeid tot een aangelegenheid waarin onze rechtsstaat staat te wankelen op zijn fundamenten. De kwestie-Van Zutphen gaat dan ook allang niet meer over alleen maar Nationale ombudsman mr. R.F.B. (Reinier) van Zutphen, maar vooral ook over netwerkcorruptie binnen de rechterlijke macht en meer in het bijzonder bij de Raad van State. Een huiveringwekkend verhaal, waarin de hoofdrollen worden vervuld door enkele van de hoogste ambtsdragers van ons land. Een verhaal ook waarvan het laatste, meest pijnlijke hoofdstuk binnenkort zal worden geschreven. Maar laten we eerst maar eens beginnen bij het begin.

Een onderzoek

Tot het instellen van een onderzoek naar het functioneren van onze Nationale ombudsman zijn wij indertijd geïnspireerd door een uitspraak van het toenmalige lid van de Tweede Kamer dat samen met Renske Leijten en Farid Azarkan een alleszins lovenswaardige inspanning heeft geleverd om in het toeslagenschandaal de onderste steen naar boven te halen. Pieter Omtzigt, de man die zich vervolgens heeft vertild aan een politiek avontuur dat op een jammerlijke mislukking is uitgelopen. Hij was het die het slappe optreden dat de heer Van Zutphen rond het toeslagenschandaal had vertoond op welhaast dodelijke wijze kwalificeerde als dat van een ombudsman ‘die het wel zag, maar niet doorbeet’1. Een uitspraak die naadloos aansloot op onze eigen waarnemingen en op een aantal ervaringen die wij ook zelf met onze ombudsman hadden opgedaan.
  In ons onderzoek bleek al vlot dat er met deze Nationale ombudsman inderdaad heel wat aan de hand is. Zo kwamen wij tot de ontdekking dat de heer Van Zutphen zijn eigenlijke taak – het onderzoeken van klachten van burgers over de overheid – al vele jaren vrijwel volledig verwaarloost2 3. Bovendien kwam aan het licht dat de cijfers die hij over zijn werkzaamheden rapporteert aan de Tweede Kamer zwaar geflatteerd zijn en dus van geen kanten kloppen4 5. Dat hij een obsessie heeft met ‘lastige klagers’ en er illegale zwarte lijsten op nahield waarop hij deze mensen plaatste6. Dat zijn organisatie zwemt in het geld7 en wordt gevormd door veelal niet al te competente, maar overbetaalde medewerkers die in de meest fantasievolle functies hun pensioen hopen te halen8. Dat zijn doorlooptijden ongehoord lang zijn9. En dat zijn torenhoge reiskosten jarenlang niet naar behoren zijn gecontroleerd en verantwoord10.

De Woo

Dat wij al die informatie hebben weten te achterhalen danken we bepaald niet aan de Nationale ombudsman zelf. Die werkte ons namelijk aan alle kanten tegen. Doordat ook hij per 1 mei 2022 onder de Wet open overheid (Woo) is gaan vallen ontkwam de heer Van Zutphen er echter niet aan om een aantal belastende documenten met ons te delen. Daar maakte hij overigens snel een einde aan doordat hij onze huisjurist – die per 1 oktober 2025 het voorzitterschap van Stichting de Verbeelding is gaan bekleden – de Woo al in december 2022 ontnam onder het mom dat deze misbruik van die wet zou hebben gemaakt. De ombudsman deed dat met een precedentloze maatregel die hij nimmer buiten de rechter om had mogen nemen11. Hij nam die maatregel juist op het moment dat wij de vinger hadden weten te leggen op het gerotzooi rond zijn reiskosten12. Bovendien had hij net ook op dat moment in maar liefst vier procedures van bezwaar moeten erkennen dat hij op eerdere Woo-verzoeken wederom een onrechtmatig besluit had genomen. De heer Van Zutphen wilde af van de jurist die hem al die last had bezorgd. Waarmee de naar hem genoemde kwestie was geboren.

De rechter in kort geding

In het kort geding dat is gevolgd op de ontoelaatbare maatregel die de heer Van Zutphen had genomen stelde de voorzieningenrechter hem in het ongelijk. Er werd dan ook een streep gehaald door zijn besluit, dat door de rechter ‘evident onrechtmatig’ werd genoemd (ECLI:NL:RBDHA:2023:8642). De heer Van Zutphen echter trok zich niets aan van deze alleszins vernietigende uitspraak. Hij walste zelfs onmiddellijk over de rechter heen door dan maar meteen ook alle verzoeken van de mensen die wij bijstaan buiten behandeling te stellen. Ook dat besluit overleefde de gang naar de rechter uiteraard niet. Het kreeg van de voorzieningenrechter wederom de kwalificatie ‘evident onrechtmatig’ en werd dit keer niet slechts geschorst, maar al meteen vernietigd (zie onder meer ECLI:NL:RBDHA:2023:17837). De heer Van Zutphen heeft deze uitspraak niet meer durven aanvechten in hoger beroep, waardoor bij onherroepelijke uitspraak vaststaat dat niemand minder dan onze Nationale ombudsman zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van recht.

De Rechtbank Den Haag

Dat de voorzieningenrechter de Nationale ombudsman zo keihard aanpakte was niet naar de zin van de president van de Rechtbank Den Haag, Robine de Lange, die zelf in een geheel andere zaak met onze huisjurist overhoop lag13. Mevrouw De Lange greep dan ook in en zette een andere rechter op de zaak. Deze rechter, een zekere mr. G.P. Kleijn, was een oude bekende van de heer Van Zutphen14, waardoor hij deze zaak volgens de regels van de Rechtspraak niet eens had mogen behandelen. De rechtbank wist dat echter te verhullen door op de website rechtspraak.nl de pagina met zijn beroepsgegevens uit de lucht te halen. De zaak nam zo een geheel andere wending. Het misbruik van recht, waarvan reeds vaststond dat het door de heer Van Zutphen was gepleegd, werd nu opeens in de schoenen geschoven van onze huisjurist. De uitspraak die de rechtbank in dit verband heeft gedaan is niets anders dan een regelrecht smaadschrift dat van de meest grove leugens aan elkaar hangt (ECLI:NL:RBDHA:2024:3367).

Hoger beroep

De uitspraak van de rechtbank is, tezamen met nog een tweede uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2024:3373), meteen al op de dag waarop deze werd gedaan aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Inhoudelijk zou dat een makkie moeten zijn, want het door de heer Kleijn gepleegde bedrog lag er wel heel dik bovenop en dat het de heer Van Zutphen was die misbruik van recht had gemaakt stond reeds vast bij die eerdere onherroepelijke uitspraak van de voorzieningenrechter. Er was echter een probleem. Bij de Afdeling wemelt het namelijk van de vriendjes van de heer Van Zutphen, die voordat hij tot Nationale ombudsman werd benoemd zelf als staatsraad aan de Afdeling was verbonden. Er is bij de Raad van State dan ook niemand die hij niet bij de voornaam kent en dat dit voor hem zo zijn voordelen heeft bleek al vlot tijdens de zitting die op 16 juli 2024 aan het hoger beroep is gewijd. Een zitting die ook nu weer werd voorgezeten door een oude bekende. Conny van Altena15 16

Netwerkcorruptie

Tijdens die zitting heeft de Afdeling laten zien hoe netwerkcorruptie er in de praktijk uitziet. Het is dan ook maar goed dat er van de zitting een geluidsopname is gemaakt. De Afdeling heeft uiteindelijk op 13 november 2024 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2024:4594). De Nationale ombudsman verloor daarbij het hoger beroep, maar zijn vrinden bij de Raad van State zorgden er wel voor dat het oordeel dat niet de heer Van Zutphen, maar onze huisjurist zich zou hebben bezondigd aan misbruik van recht in stand bleef. Illustratief voor de schaamteloze wijze waarop mevrouw Van Altena daarbij de boel heeft belazerd is haar bewering dat deze laatste de stellingen van de ombudsman niet zou hebben weersproken. Daar is geen woord van waar. In werkelijkheid heeft hij die stellingen namelijk tot in het laatste detail weerlegd, onder meer in een stuk van 66 pagina’s dat vergezeld gaat van vele honderden producties17 18. De Afdeling kwam al met al met een ronduit bespottelijk oordeel, tot het geven waarvan zij bovendien niet eens bevoegd was19, maar waarmee zij het hachje van voormalig staatsraad Reinier van Zutphen nog net op het nippertje kon redden. Althans, zo leek het. Want slechts een week of twee later moest de Rechtbank Den Haag reeds bekennen dat mr. G.P. Kleijn zijn uitspraak inderdaad bij elkaar had gelogen20. Met die bekentenis sloeg de rechtbank de basis weg onder zowel de uitspraken van deze oplichter21 als die van de Afdeling. Waarmee deze laatste instantie niet meer leek te kunnen ontkomen aan een herziening van een uitspraak waarmee mevrouw Van Altena zowel de feiten als het recht had verkracht22.

Thom de Graaf

Ook nu kon de heer Van Zutphen echter rekenen op zijn zo rijk gevulde adresboek. Waarbij hem dit keer de hand boven het hoofd werd gehouden door de man die ook wel de onderkoning van Nederland wordt genoemd, vice-president van de Raad van State Thom de Graaf. De behandeling van het verzoek om herziening werd op de lange baan geschoven en in de tussentijd beitelde de heer De Graaf de uitspraak van mevrouw Van Altena in het graniet door deze in zijn jaarverslag te vermelden als een treffend voorbeeld van een uitspraak waarmee de Afdeling laat zien hoe er moet worden omgegaan met misbruik van recht 23. Ook het herzieningsverzoek zou volgens de heer De Graaf van dat misbruik getuigen en dus wisten de staatsraden die dat verzoek nog moesten behandelen wat hen te doen stond. Onder voorzitterschap van dit keer Erik Minderhoud werd dat verzoek van tafel geveegd, en wel met een uitspraak die niet minder krakkemikkig is dan die van een maand of negen daarvoor (ECLI:NL:RVS:2025:4006)24. Het hoofd van de heer Van Zutphen was wederom gered.

Een tomeloze agressie

De onderkoning van Nederland die zich mengt in een lopende rechtszaak, was dat al eens eerder vertoond? Voor zover wij weten is het voor het eerst dat iemand in een dergelijke positie op een zodanige miskleun wordt betrapt. Er is al langer een discussie gaande of de rechtsprekende taak van de Raad van State niet te veel met zijn adviserende rol is verweven, maar dat de vice-president van dit Hoge College van Staat die verwevenheid nog eens zo zichtbaar zou maken hadden ook wij niet van hem verwacht. Wij hebben het Openbaar Ministerie (OM) uiteraard meteen langs de weg van een aangifte op de hoogte gebracht van het ambtsmisdrijf dat de heer De Graaf met zijn misstap heeft gepleegd25, maar dat had slechts tot gevolg dat deze laatste onmiddellijk terugsloeg. Middenin de zomervakantie ontving onze huisjurist namelijk een uitnodiging om zich te melden bij de Politie te Den Haag, alwaar hij zou worden aangehouden en verhoord op verdenking van bedreiging26. Een volslagen krankzinnig verzinsel, waarmee gelukkig al meteen korte metten kon worden gemaakt27.
  De aangifte tegen onze huisjurist is illustratief voor de tomeloze agressie waarmee een burger krijgt te maken wanneer hij het waagt om te tornen aan de belangen van de gevestigde orde. En daarbij bleef het niet. Hij heeft inmiddels namelijk ook een beroepsverbod gekregen doordat zowel de Nationale ombudsman als de Rechtbank Den Haag en de Afdeling hebben besloten om hem te weigeren als gemachtigde van de cliënten die hij – geheel belangeloos28 – bijstaat. Een weigering die zich geenszins laat verenigen met de wet, maar waarbij de betrokken instanties elkaar maar wat graag dekken en ook in de comfortabele positie verkeren dat zij dit ongestraft kunnen doen. Zij worden immers door niets of niemand gecontroleerd. Hoe absurd deze weigering is blijkt wel uit het feit dat onze huisjurist voor zijn cliënten al bij maar liefst tien van de elf rechtbanken die ons land rijk is de ene na de andere zaak tegen de ombudsman heeft gewonnen. Het punt is dan ook niet dat hij zijn werk niet naar behoren zou doen, maar dat hij dit wat al te goed doet naar de zin van de betrokken instanties. Hij brengt nu eenmaal wat te veel misstanden aan het licht. De heren Van Zutphen en De Graaf weten daar, net als eerder mevrouw De Lange, wel raad mee. Want wie durft er iets te zeggen over de misdragingen van deze hoogste ambtsdragers van ons land?

De daders hebben namen

Waarmee we terug zijn bij het toeslagenschandaal. Ook daarin is onze overheid immers over lijken gegaan en ook daarvoor heeft buiten de getroffen ouders en hun kinderen nog niemand ook maar de geringste prijs betaald. De kwestie-Van Zutphen laat zien dat de instanties die indertijd hebben gefaald nog niets hebben geleerd van de fouten die zij in het toeslagenschandaal hebben gemaakt, waardoor zo’n schandaal zich maar zo weer kan herhalen. Sterker nog, de daders van toen hebben niet zelden ook nu weer dezelfde namen. Neem bijvoorbeeld zo’n mevrouw Van Altena, die in dat schandaal zozeer de hand heeft gehad dat zij gerust de moeder van het toeslagenschandaal mag worden genoemd29. En ook de heer Kleijn kwam al vele jaren geleden in opspraak, toen tal van advocaten zich over zijn bevooroordeelde houding beklaagden30. Zolang dit soort rechters niet keihard wordt aangepakt is de burger vogelvrij. Laat een ding dus vooral duidelijk zijn: de daders hebben namen.
  De komende tijd zullen wij nader onderzoeken of onze rechtsstaat, daar waar het bestuursrecht reeds langdurig op zijn gat ligt, nog wel in die zin functioneert dat bovengenoemde daders langs de weg van het strafrecht en/of in disciplinaire zin de gevolgen van hun wangedrag ondervinden. Wij zullen daarbij met name ook nagaan hoe het OM functioneert en wat in deze de rolopvatting is van de procureur-generaal bij de Hoge Raad. De eerste voortekenen zijn wat dat betreft niet gunstig. De verschillende betrokkenen zullen zich dan ook goed moeten realiseren dat zij de deur naar eigenrichting openzetten wanneer zij hun verantwoordelijkheid wederom niet blijken te nemen. Die kant moeten we in onze toch al zo gepolariseerde samenleving niet op willen gaan. Ondertussen zullen wij de strijd met de daders met open vizier blijven voeren, waarbij hun namen regelmatig zullen worden genoemd. Onze rechtsstaat is nu eenmaal een te kostbaar goed om nog langer toe te laten dat deze van binnenuit wordt ondermijnd.

Anders dan de rechters die onze huisjurist het door de heer Van Zutphen gepleegde misbruik van recht in de schoenen hebben geschoven hechten wij aan de feiten en het recht. Vandaar dus ook dat wij onze stellingen hebben onderbouwd met de nadere stukken en informatie die in de voetnoten worden genoemd. Mocht u op onderdelen nog nader bewijs willen zien dan kunt u daartoe contact met ons opnemen. Wij zullen u graag van verdere bewijsstukken voorzien.

  1. Aldus Pieter Omtzigt in zijn Nieuwspoort-lezing ‘Macht en tegenmacht’ van 27 januari 2021.
  2. De Nationale ombudsman is op grond van artikel 9:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht om, enkele uitzonderingen daargelaten, iedere klacht te onderzoeken. Hij leeft die verplichting echter geenzins na en onderzoekt in de praktijk niet meer dan pakweg een op de honderd klachten, waarbij hij er de voorkeur aan geeft om zich te richten op klachten waarmee hij zichzelf in de schijnwerpers kan zetten via zijn wekelijkse column in de Telegraaf. Waar klachten bij zijn voorgangers resulteerden in tot wel vierhonderd rapporten per jaar is dat aantal bij de heer Van Zutphen inmiddels gedaald tot een schamele 26 (2024).
  3. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot de totstandkoming van de in de vorige voetnoot genoemde bepaling heeft geleid wordt de op de Nationale ombudsman rustende onderzoeksverplichting als volgt tot uitdrukking gebracht (de cursiveringen zijn van ons): ‘Tegenover het recht van een ieder om bij de ombudsman een verzoek in te dienen, staat de plicht van de ombudsman om aan dat verzoek gevolg te geven’.
  4. De cijfers zijn alleen al ernstig vervuild doordat daarin ook de vele duizenden klachten worden meegenomen die de Nationale ombudsman jaarlijks ontvangt over organisaties die niet tot de overheid behoren (zie het besluit op het daarop betrekking hebbende Woo-verzoek dat hij onzerzijds heeft ontvangen). Klachten waarmee hij helemaal niets kan en dus ook niets mee doet, maar die hij wel meetelt om zijn nogal magere cijfers wat meer glans te geven. Een ander trucje dat hij al jaren hanteert is dat hij iedere vraag waarmee een burger zich tot hem richt registreert als een verzoek in de zin van artikel 9:18, eerste lid, van de Awb. Door ons toedoen heeft hij zich inmiddels genoodzaakt gezien om dit in zijn jaarverslag te vermelden. Opgemerkt zij dat de cijfers van de ombudsman door niets of niemand worden gecontroleerd. Hij kan dus beweren wat hij maar wil.
  5. Al jaren geleden betrapten wij de heer Van Zutphen er ook reeds op dat hij de circa 25.000 telefoontjes, mailtjes en brieven die hij dat jaar had ontvangen in interviews met Trouw en de Telegraaf opschroefde tot wel 40.000 klachten die hij ook nog eens allemaal zou hebben behandeld. Zie het artikel ‘De toeslagenouder krijgt geen enkel perspectief. “Het kan een jaar duren. Of nog veel langer”‘ van 11 oktober 2021 in Trouw en zie voorts het artikel ‘Ombudsman: “De burger verdient een betere overheid”‘ van 14 december 2021 in de Telegraaf.
  6. Zie voor twee recente uitspraken over die zwarte lijsten ECLI:NL:RBGEL:2024:6967 en ECLI:NL:RBNHO:2024:13638. In deze laatste zaak blijkt de Nationale ombudsman de cliënt in wiens dossier een dergelijke lijst is aangetroffen volkomen ten onrechte met strafrechtelijke vervolging te hebben bedreigd toen die lijst via het Twitter-account @vrbldng in de openbaarheid werd gebracht. De ombudsman heeft voorts moeten erkennen dat hij deze cliënt op die lijst ook nu geheel ten onrechte heeft geregistreerd als iemand die zich aan ‘stalkgedrag’ zou hebben bezondigd.
  7. Zo bleek ons dat de heer Van Zutphen ondanks het feit dat het aantal ‘klachten’ dat hij in 2023 had ontvangen ten opzichte van vijf jaar daarvoor met een derde was gedaald zijn budget in diezelfde periode met maar liefst 60 % zag stijgen. Van de 20.387 ‘klachten’ uit 2023 bleek hij er bovendien slechts 290 te hebben onderzocht, waarbij niet meer dan 34 van die onderzoeken resulteerden in een rapport. Het is laagterecord na laagterecord. Dat alles met een organisatie van ruim tweehonderd man (m/v) en een budget van inmiddels ruim 25 miljoen.
  8. Zie ook nu een besluit dat de Nationale ombudsman op een van onze Woo-verzoeken heeft genomen.
  9. Zie nogmaals een besluit op een van onze Woo-verzoeken.
  10. In een beslissing op bezwaar beweerde de heer Van Zutphen nog wel dat zijn reiskosten werden gecontroleerd door de Auditdienst Rijk, maar ook dat bleek, dankzij de Woo, een leugen. Onze onthullingen rond zijn reiskosten waren begin 2023 trending op Twitter en zijn indertijd met waardering ontvangen door mensen als de toenmalige Journalist van het Jaar Tim Hofman en voormalig Omroepman van het Jaar Ton F. van Dijk. Zie onder meer de tweet van 9 februari 2023 die aan de reiskosten is gewijd.
  11. De maatregel hield in dat onze huisjurist namens zichzelf, namens de stichting en namens cliënten nog hooguit twee verzoeken per maand zou mogen indienen. Een dergelijke maatregel was in het verleden alleen nog maar in enkele zeer uitzonderlijke omstandigheden opgelegd door de civiele rechter, maar de heer Van Zutphen meende deze wel even zelf te kunnen nemen. Nadien heeft hij overigens geen enkel verzoek meer willen behandelen. Opmerkelijk genoeg heeft hij de maatregel, die toen reeds in voorlopige voorziening was geschorst, alsnog herroepen toen deze eindelijk ten gronde door de bestuursrechter zou worden getoetst. Hoewel de maatregel op dat moment zijn werk reeds had gedaan hebben achtereenvolgens de Rechtbank Den Haag en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich daar niet meer, en zulks in strijd met artikel 6:19, zesde lid, van de Awb, over willen uitlaten. Zij hebben de heer Van Zutphen er aldus welbewust mee laten wegkomen dat hij zijn boekje verre te buiten was gegaan.
  12. De teller stond indertijd op nog geen twintig Woo-verzoeken. Een aantal dat ook wat ons betreft best fors is, maar dat zich alleen al laat verklaren door het feit dat de Nationale ombudsman onze vragen op geen enkele andere manier wilde beantwoorden en doordat er sinds het aantreden van de heer Van Zutphen veel informatie die normaliter in een jaarverslag staat – en daar voorheen ook in stond – onder de pet wordt gehouden. Hoe dan ook staat het aantal verzoeken dat onzerzijds is ingediend in geen enkele verhouding tot de aantallen die voorkomen in de jurisprudentie die voorheen reeds rond het verschijnsel misbruik was gevormd. In eerdere uitspraken over misbruik ging het bijvoorbeeld over een man uit Oss die zijn gemeente overspoelde met 323 Wob-verzoeken in nog geen zeven weken tijd, waarvan 71 op één dag, en die bij het duizendste verzoek een taart liet bezorgen met een smalend gedicht (ECLI:NL:RVS:2017:1354); over de Dordtse huisjesmelker, die overhoop lag met zijn gemeente en daarom ‘gewoon om te zieken’ in nog geen jaar tijd kwam aanzetten met niet minder dan 467 Wob-verzoeken, naast 790 bezwaarschriften en tot wel zeventig brieven per dag (ECLI:NL:GHDHA:2014:75); over een man die onder het mom van een onderzoek een ‘onnodig ruim en vaag geformuleerd’ Wob-verzoek had ingediend bij alle ministeries, alle gemeenten en alle waterschappen, om maar zoveel mogelijk dwangsommen te kunnen toucheren (ECLI:NL:RVS:2016:1841).
  13. Mevrouw De Lange is indertijd, tezamen met de presidenten van de Rechtbank Noord-Nederland en de Rechtbank Amsterdam, ter verantwoording geroepen bij de vierde kamer van de Hoge Raad nadat onze huisjurist een aantal klachten had ingediend over de omgang van de verschillende rechtbanken met het zogenoemde E-archief van de Rechtspraak. Het bestaan van deze eertijds nog geheime uitsprakenverzameling, waarin vele honderdduizenden uitspraken in niet-geanonimiseerde vorm kunnen worden geraadpleegd door medewerkers van de gerechten, was aan het licht gekomen in een zaak die hij bij de hoofdstedelijke rechtbank had gevoerd. Zijn onderzoek naar de achtergronden van deze verzameling heeft tot een aanscherping van de regelgeving rond het E-archief geleid. Daarnaast heeft de Raad voor de rechtspraak zijn privacyreglement gewijzigd, zodat rechtzoekenden er voortaan naar behoren over worden geïnformeerd dat hun persoonsgegevens in die verzameling worden opgenomen.
  14. En niet zomaar een oude bekende. De heer Kleijn was namelijk als rechter-plaatsvervanger verbonden aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in de tijd dat de heer Van Zutphen de president was van dit gerecht. Hij oordeelde in deze zaak dus over zijn voormalige baas.
  15. Mevrouw Van Altena is pas kort voor de zitting op de zaak gezet als vervanger van Kees Borman, aan wie deze zaak nimmer had mogen zijn toegedeeld. De heer Borman was namelijk als vice-president aan het CBb verbonden toen de heer Van Zutphen van dat gerecht de president was. Hij had daarmee nog nauwer met onze huidige Nationale ombudsman samengewerkt dan de heer Kleijn, maar zou nu wel gaan beoordelen of deze laatste de zaak van onze huisjurist had mogen behandelen. Er waren maar liefst vijf wrakingsverzoeken voor nodig om de heer Borman te doen inzien dat hij gegeven deze achtergrond nu niet bepaald de juiste persoon was om die rol te vervullen. Uiteindelijk heeft hij echter toch maar zijn biezen gepakt. Waarbij moet worden opgemerkt dat het onze huisjurist vervolgens toch nog weer is verweten dat hij zo vaak naar de wrakingskamer is gestapt. Ook dat zou volgens de Afdeling namelijk getuigen van misbruik van recht.
  16. Er is bij de toedeling van de verschillende zaken waarin onze huisjurist optrad nog wel meer misgegaan. Zo werd zijn eigen zaak tegen de Nationale ombudsman tezamen met evenzovele zaken van drie van zijn cliënten behandeld, waardoor die zaken op onaanvaardbare wijze door elkaar gingen lopen. Nog gekker werd het vervolgens toen bleek dat een van deze zaken, waarin de wederpartij van de betrokken cliënt werd gevormd door de Universiteit van Amsterdam (UvA), door de voorzitter van de Afdeling, Rosa Uylenburg, die het tot hoogleraar had geschopt aan de UvA, was toegedeeld aan een staatsraad, Maarten den Heyer, die daarnaast in deeltijd werkzaam was aan … de UvA en daar dus op de loonlijst stond. Onze hoogste algemene bestuursrechter houdt er kennelijk nogal rare praktijken op na.
  17. Zie de samenvattende weerlegging van de stellingen van de Nationale ombudsman zoals onze huisjurist deze indertijd heeft ingediend bij de Rechtbank Den Haag.
  18. Een uitgebreid commentaar op de uitspraak van mevrouw Van Altena is te vinden via deze link.
  19. In artikel 8:115, eerste lid aanhef en sub a, van de Awb is bepaald dat een beroep dat door de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard naar de rechtbank moet worden teruggewezen. De Afdeling mag een dergelijke zaak alleen zelf afdoen wanneer partijen daarmee instemmen of wanneer de zaak door de rechtbank reeds voldoende is onderzocht. Beide situaties deden zich in casu echter niet voor.
  20. Een van de meest markante leugens waarmee de heer Kleijn het verwijt heeft willen onderbouwen dat onze huisjurist zich schuldig had gemaakt aan misbruik van recht hield in dat deze alleen al bij de Rechtbank Den Haag ‘circa 65′ procedures zou hebben aangespannen ’tegen de verschillende besluiten van de No op zijn vele Woo-verzoeken’. De rechtbank heeft reeds kort nadat de Afdeling uitspraak had gedaan erkend dat het in werkelijkheid gaat om niet meer dan zeven beroepen. Overigens was mevrouw Van Altena er reeds uitdrukkelijk op gewezen dat het door de heer Kleijn verzonnen getal niet bij benadering klopte. Wel wetende dat de zaak bij de rechtbank zou moeten worden overgedaan wanneer haar zou blijken dat het hier inderdaad ging om een wel zeer grove leugen heeft zij het echter vertikt om een en ander te onderzoeken.
  21. Wij noemen een rechter niet graag een oplichter, maar hebben dat in het geval van de heer Kleijn desondanks reeds veelvuldig gedaan. Het feit dat noch deze rechter, noch diens werkgever daarvan aangifte heeft durven doen maakt namelijk duidelijk dat deze kwalificatie in dit geval goed is gekozen. Mocht het ooit nog eens van een dergelijke aangifte komen dan staan wij klaar om de degens met de heer Kleijn te kruisen. Want de bewering dat deze rechter een oplichter is zullen wij met tal van bewijzen kunnen staven.
  22. Zie de vorige voetnoot.
  23. Zie de website van de Raad van State.
  24. Een commentaar op de uitspraak is te vinden via deze link. In zijn uitspraak stelt de heer Minderhoud dat een verkeerde uitleg van het recht geen grond kan vormen voor een herziening. Hij wil daarmee zeggen dat de veronderstelling dat mevrouw Van Altena artikel 8:115, eerste lid aanhef en onder a, van de Awb onjuist heeft toegepast niet tot een herziening van haar uitspraak kan leiden. Dat is echter onzin. Waar het in casu namelijk om gaat is dat mevrouw Van Altena kennelijk heeft gemeend dat de zaak door de rechtbank al wel voldoende was onderzocht, maar dat nadien is gebleken dat dit niet het geval was. Dat is dus geen kwestie van een verkeerde rechtsopvatting, maar van een nieuw gebleken feit. Precies daarvoor is de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak – zie artikel 8:119 van de Awb – bedoeld. Overigens zou het ook wel wat al te ongeloofwaardig zijn om te veronderstellen dat mevrouw Van Altena, die al een jaar of vijftien staatsraad is, vele honderden uitspraken per jaar doet en jarenlang het voorzitterschap van de Algemene kamer heeft bekleed, niet zou weten hoe eerdergenoemde bepaling moet worden uitgelegd. Zij heeft de boel willens en wetens besodemieterd.
  25. De betreffende aangifte dateert van 23 april 2025.
  26. Zie deze brief.
  27. Zie de brief die onze huisjurist op 23 juli 2025 aan de Haagse politiechef Karin Krukkert heeft gezonden. Er is meteen al de volgende dag een streep gezet door de aangekondigde aanhouding en dat gold al evenzeer voor de signalering waarmee eerder nog was gedreigd.
  28. Hij ontvangt voor zijn werkzaamheden geen vergoeding. Ook de proceskostenvergoedingen die aan zijn cliënten worden toegekend laat hij ten goede komen aan de stichting.
  29. Mevrouw Van Altena heeft in 2011 een uitspraak gedaan die geldt als een van de belangrijkste uitspraken waarmee de Afdeling haar zegen aan de ‘alles-of-niets’-benadering van de Belastingdienst/Toeslagen heeft gegeven (ECLI:NL:RVS:2011:BR5166). Zie bijvoorbeeld het eindverslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, dat in 2020 onder de titel Ongekend onrecht is verschenen. In de paper Alles of niets van prof. mr. S.E. Zijlstra, die als bijlage bij dat verslag is gevoegd, wordt deze uitspraak opgevoerd als de oudste uitspraak waarbij de Afdeling aan een evenredigheidstoets in de weg heeft gestaan (blz. 116). De commissie-Donner wees er in zijn eindadvies bovendien reeds op dat zij de risico’s met die uitspraak volledig bij de toeslaggerechtigde heeft neergelegd (Adviescommissie uitvoering toeslagen, Omzien in verwondering 2, Den Haag, 2020, blz. 73). In latere uitspraken heeft de Afdeling, onder meer bij monde van mevrouw Van Altena zelf, veelvuldig aan deze standaarduitspraak gerefereerd. Daarentegen wordt deze in het zogenoemde reflectierapport Lessen uit de kinderopvangtoeslagzaken dat de Raad van State in 2021 heeft doen verschijnen niet genoemd. Dat rapport kwam dan ook tot stand in de tijd dat mevrouw Van Altena nog de voorzitter was van de Algemene kamer. Zij had er inmiddels alle belang bij dat haar uitspraak daarin werd verzwegen en kon er dankzij haar positie ook eenvoudig voor zorgen dat de aandacht niet meer op die uitspraak werd gevestigd.
  30. Zie het artikel ‘Rechter wijst alles asielzoekers af’ dat op 12 juni 2001 is verschenen in Trouw.