Waarover gaat dit schandaal?
Eind 2022 heeft Nationale ombudsman mr. R.F.B. (Reinier) van Zutphen de huisjurist van Stichting de Verbeelding de Wet open overheid (Woo) ontnomen om (1) een voor de ombudsman nogal bedreigend onderzoek naar zijn functioneren te saboteren en (2) deze jurist als rechtsbijstandverlener te neutraliseren. Hij nam dit besluit op het moment dat uit het onderzoek was gebleken dat de reiskosten van de heer Van Zutphen van pakweg een ton per jaar jarenlang niet naar behoren waren gecontroleerd en verantwoord. Bovendien moest hij juist ook op dat moment in maar liefst vier procedures van bezwaar erkennen dat hij op eerdere Woo-verzoeken een onrechtmatig besluit had genomen. De Nationale ombudsman wilde af van de jurist die hem al die last bezorgde. Waarmee het misbruikschandaal rond Nationale ombudsman Reinier van Zutphen was geboren.
De rechter in kort geding
In het kort geding dat op het ontoelaatbare optreden van de heer Van Zutphen is gevolgd stelde voorzieningenrechter mr. drs. D. Biever hem in het ongelijk. Er werd een streep gehaald door zijn besluit, dat door de rechter zelfs ‘evident onrechtmatig’ werd genoemd (ECLI:NL:RBDHA:2023:8642). De heer Van Zutphen sloeg onmiddellijk terug door dan maar alle verzoeken van de cliënten van Stichting de Verbeelding buiten behandeling te stellen. Ook dat besluit echter overleefde de gang naar de rechter niet. Het kreeg van de voorzieningenrechter wederom de kwalificatie ‘evident onrechtmatig’ en werd dit keer niet slechts geschorst, maar al meteen vernietigd (zie onder meer ECLI:NL:RBDHA:2023:17837). De heer Van Zutphen heeft deze uitspraak niet meer durven aanvechten in hoger beroep, waardoor bij onherroepelijke uitspraak vaststaat dat onze Nationale ombudsman zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van recht.
De Rechtbank Den Haag
Dat de voorzieningenrechter de Nationale ombudsman zo hard aanpakte was niet naar de zin van de president van de Rechtbank Den Haag, Robine de Lange, die ook zelf in een geheel andere zaak reeds overhoop lag met Stichting de Verbeelding. Mevrouw De Lange greep dan ook in en zette een andere rechter op de zaak. Deze mr. G.P. Kleijn was een oude bekende van de heer Van Zutphen, waardoor hij deze zaak volgens de regels van de Rechtspraak niet eens had mogen behandelen. Dat wist de rechtbank echter te verhullen door de pagina met zijn beroepsgegevens op de website rechtspraak.nl uit de lucht te halen. De zaak nam nu opeens een geheel andere wending. Het misbruik van recht, waarvan reeds vaststond dat het door de heer Van Zutphen was gepleegd, werd nu in de schoenen geschoven van de jurist van Stichting de Verbeelding. De uitspraak die de rechtbank in dit verband heeft gedaan is niets anders dan een regelrecht smaadschrift (ECLI:NL:RBDHA:2024:3367).
Hoger beroep
De uitspraak van de rechtbank is, tezamen met nog een tweede uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2024:3373), meteen al op de dag waarop deze werd gedaan aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Inhoudelijk zou dat een makkie moeten zijn, want het door de heer Kleijn gepleegde bedrog lag er wel heel dik bovenop en dat het de heer Van Zutphen was die misbruik van recht had gemaakt stond reeds vast bij die eerdere onherroepelijke uitspraak. Er was echter een probleem. Bij de Afdeling wemelt het namelijk van de vriendjes van de heer Van Zutphen, die voordat hij tot ombudsman werd benoemd zelf als rechter (‘staatsraad’) aan de Afdeling was verbonden. Er is daar werkelijk niemand die hij niet bij zijn voornaam kent en dat dit voor hem zo zijn voordelen heeft bleek al vlot tijdens de zitting die op 16 juli 2024 aan het hoger beroep is gewijd.
Netwerkcorruptie
Tijdens de zitting van de 16de heeft de Afdeling bestuursrechtspraak laten zien hoe netwerkcorruptie er in de praktijk uitziet. Het is dan ook maar goed dat er van die zitting een geluidsopname is gemaakt.
In het eerste gedeelte van die zitting staat een tweetal vragen centraal: (1) waarom heeft de Afdeling het de ongeveer twintig belangstellenden die de zitting via een videoverbinding hadden zullen volgen, onder wie een aantal cliënten van Stichting de Verbeelding, op het laatste moment onmogelijk gemaakt om de zitting langs die weg bij te wonen? en (2) waarom heeft staatsraad Maarten den Heyer, die werkzaam is bij de wederpartij van een van die cliënten, zich niet teruggetrokken uit deze zaak? Voorzitter Conny van Altena weigert echter om die vragen te beantwoorden. Wel belooft zij dat de zaak zorgvuldig en inhoudelijk zal worden behandeld.
Na een eerste schorsing mogen beide partijen een pleitnota voordragen. Anders dan de jurist van Stichting de Verbeelding vinden de gemachtigden van de Nationale ombudsman, mr. L. (Leon) Scheppink en mr. K. (Karin) Vaalburg, het echter niet nodig om van die gelegenheid gebruik te maken. Daarna is het de beurt aan rapporteur Kees Bangma, die een aantal vragen blijkt te hebben voorbereid. Hij vergeet daarbij echter om de heer Scheppink en mevrouw Vaalburg ook maar de geringste kritische vraag te stellen. Bovendien heeft hij in het geheel geen vragen over het misbruik van recht – de kern van de zaak – en al evenmin over de volstrekt ontoelaatbare procesbeslissingen waarmee de rechtbank de heer Van Zutphen indertijd had bevoordeeld. Wat overblijft is een aantal irrelevante vragen. Ook mevrouw Van Altena vervolgens komt haar belofte niet na. Zij weigert om het te hebben over de leugens die de heer Scheppink en mevrouw Vaalburg hadden opgenomen in het verweerschrift dat zij op het laatste moment hadden ingediend, zij weigert om in te gaan op de absurde onzin waarmee de rechtbank het misbruikverhaal bij elkaar heeft gelogen en zij weigert om ook maar enige ruimte te bieden voor een debat over de feiten. Vervolgens valt zij helemaal door de mand wanneer blijkt dat er niets is gedaan met een brief op basis waarvan zij op een heel eenvoudige manier had kunnen vaststellen dat het misbruikverhaal van de rechtbank op drijfzand is gebaseerd. De zaak is daarmee duidelijk. Mevrouw Van Altena en de heren Bangma en Den Heyer zijn er, net als eerder de heer Kleijn, slechts op uit om de heer Van Zutphen de hand boven het hoofd te houden. Het gaat hen niet om de feiten, maar om het onder het tapijt vegen van deze zaak. Liefst met zo min mogelijk publiek en zonder enige aandacht van de media.
Na de tweede schorsing zit de zitting er al spoedig op. De behandeling is uitgelopen op een complete farce. Hoe de uitspraak zal luiden die te zijner tijd wordt gedaan laat zich dan ook raden.
Mr. G.P. Kleijn, de #LiegendeRechter
De Afdeling heeft uiteindelijk op 13 november 2024 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2024:4594 en ECLI:NL:RVS:2024:4595). De Nationale ombudsman verloor daarbij het hoger beroep, maar zijn vrinden bij de Raad van State zorgden er wel voor dat het oordeel dat niet de heer Van Zutphen, maar de jurist van Stichting de Verbeelding zich zou hebben bezondigd aan misbruik van recht in stand bleef. Een absurd oordeel, tot het geven waarvan de mrs. Van Altena, Bangma en Den Heyer niet eens bevoegd waren, maar waarmee zij het hachje van hun gewaardeerde collega, voormalig staatsraad Reinier van Zutphen, nog net op het nippertje wisten te redden. Althans, zo leek het. Want slechts een week of twee later moest de Rechtbank Den Haag bekennen dat mr. G.P. Kleijn zijn uitspraak inderdaad bij elkaar had gelogen, reden waarom hij inmiddels ook wel de #LiegendeRechter wordt genoemd. Met deze bekentenis sloeg de rechtbank de basis weg onder zowel de uitspraken van deze oplichter als die van de Afdeling. Er is dan ook vrijwel onmiddellijk een verzoek tot herziening van deze laatste uitspraken ingediend. Het einde van de heer Van Zutphen is nabij.