Nader onderzoek bij de Universiteit van Amsterdam

De UvA heeft gebruik gemaakt van onze uitnodiging om haar visie te geven op de haar betreffende publicatie op onze website. Aangezien wij het van belang vinden dat je onze website kritisch leest zien we graag dat je kennis neemt van de reactie van de UvA nog voordat je onze kritiek op de omgang van deze universiteit met de Wob en de Woo verneemt. Je vindt die reactie hier.

Wanneer een organisatie zo laks omgaat met een verzoek in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) als de Universiteit van Amsterdam (UvA) dat heeft gedaan in het geval van de verzoeken die zijn ingediend in het kader van het hiervoor beschreven onderzoek dan staat zoiets veelal niet op zichzelf. Wij zijn dan ook maar eens gaan uitzoeken of er bij de UvA wellicht sprake is van een meer structureel probleem. Dat dit het geval is volgt reeds uit het feit dat er op de website van deze universiteit op het moment dat wij deze tekst publiceren – vier maanden na de inwerkingtreding van die wet – nog steeds niets is te vinden over de opvolger van de Wob, de Wet open overheid (Woo). Dat gaf aanleiding tot het indienen van het verzoek van 2 augustus 2022. Uit het besluit dat op dit verzoek is genomen blijkt dat het aanpassen van de website inderdaad veel te laat in gang is gezet.

De afhandeling van ons eerdere verzoek

Met het afhandelen van het verzoek dat wij op 8 november 2022 namens een van onze cliënten hebben ingediend was de UvA te laat. Zoals deze universiteit ook te laat was met het nemen van een beslissing op het bezwaar dat wij in casu hebben ingediend. Toch presteerde de medewerker die het verzoek en het bezwaar had behandeld, mevrouw mr. drs. S. Voortman, het om zelfs nog tegenover de rechter te beweren dat haar op dit punt niets viel te verwijten. Wij zijn daarom maar eens even nagegaan of mevrouw Voortman wel met de voortvarendheid aan de slag is gegaan die in het licht van de Wob van haar mocht worden verwacht, in welk verband wij bij brief van 6 mei 2022 een Woo-verzoek hebben ingediend. De UvA paste er echter voor om inzage te geven in het doen en laten van mevrouw Voortman en weigerde daarom bij brief van 13 juni 2022 om het verzoek te behandelen. Het bezwaar dat daarop is gevolgd is inmiddels bij besluit van 1 november 2022 gegrond verklaard. Opmerkelijk genoeg bedraagt de proceskostenvergoeding die de UvA in dit verband moet betalen een veelvoud van het bedrag dat deze universiteit kwijt was geweest wanneer mevrouw Voortman indertijd gewoon haar werk had gedaan. Wat een geldsmijterij!

De afhandeling van andere verzoeken

Uit de besluiten op Wob-verzoeken die de UvA op haar website heeft gepubliceerd maken wij op dat deze universiteit dergelijke besluiten ook in andere gevallen nogal gemakkelijk, en daarmee in strijd met de wet, heeft verdaagd. Wij hebben daar reeds informatie over ingewonnen bij ons verzoek van 6 mei 2022, maar ook die informatie wilde de universiteit ons maar liever niet geven. Het is om die reden dat wij dus maar eens wat van die verdagingsbrieven hebben opgevraagd en, nadat deze in plaats van een enigszins aanvaardbare motivering niet meer dan een standaardtekst bleken te bevatten, zijn nagegaan of de universiteit wel voortvarend genoeg op eerdere Wob-verzoeken heeft gereageerd. Tot nu toe hebben wij ons daarbij beperkt tot een tweetal Wob-verzoeken:
– dat van 22 april 2021 met betrekking tot de totaaljaarstaten aan- en afvoer (proef)dieren:
   – verzoek van 7 juli 2022;
   – besluit van 28 juli 2022;
   – verzoek van 22 augustus 2022.
– dat van 13 mei 2021 met betrekking tot het doorwerken na het bereiken van de AOW-leeftijd:
   – verzoek van 1 augustus 2022;
   – besluit van 19 augustus 2022;
   – verzoek van 23 augustus 2022.
De uitkomsten van deze verzoeken zullen te zijner tijd op onze website worden vermeld.